Terug naar overzicht categorieën

Levensverwachting

Kunnen we alsmaar ouder worden en toch fit, gezond en waardig blijven?

De uitdaging

Het is een vaak gehoorde uitspraak: iedereen wil oud worden, maar niemand wil het zíjn. De laatste eeuw is de gemiddelde levensverwachting aanzienlijk gestegen in ons land. Honderd jaar geleden werd een Belg gemiddeld 55 jaar oud, nu is dat 81,4 jaar. Het staat vast dat wetenschappelijke vooruitgang hier veel mee te maken heeft. Maar zijn er eigenlijk grenzen aan hoe oud een mens kan worden? Kunnen we met wetenschap die grenzen nóg verder oprekken? En willen we dat wel.

Door de ouder wordende bevolking zijn er meer ouderdomsziektes en is er meer behoefte aan zorg, wat heel wat kosten in de gezondheidszorg meebrengt. Als we die ziektes en aftakeling zoveel mogelijk kunnen uitstellen of doeltreffender behandelen, dan wordt een gezonde en actieve oude dag voor veel mensen haalbaar. De wetenschap zou zelfs kunnen helpen bij het streven naar eeuwig leven, bijvoorbeeld via cellen die zichzelf vernieuwen. Daarbij moeten we echter belangrijke overwegingen maken. Verliezen we in dat streven niet een deel van onze menselijkheid? Wat met een waardig levens­einde? En is het niet belangrijker dat we ons richten op zo lang mogelijk fit en gezond blijven, zonder per se veel ouder te willen worden?

Hoe pakken we dit aan?

Enerzijds zijn er biologische uitdagingen voor de wetenschap. Om op een gezonde en fitte manier oud(er) te worden, moeten we ouderdomsziektes te snel af zijn. Maar wie wil ingrijpen, moet eerst begrijpen. Van gehoorproblemen over kanker tot dementie: ouderdomsziektes begrijpen, voorkomen en genezen is een werk van lange adem.

Anderzijds moeten we ons sociologische en ethische vragen stellen. Hoe ver mogen we gaan? Kan onze planeet al die steeds ouder wordende mensen aan? Hoe vermijden we dat het afremmen van ouderdom een commerciële industrie wordt en dat alleen de allerrijksten het kunnen betalen.

Om alle aspecten van deze vraag te beantwoorden, moeten onderzoekers van erg uiteenlopende disciplines onderling samenwerken en met de private sector. Daarnaast moeten we patiëntenorganisaties en senioren zelf beter betrekken. Zij weten het best welke aspecten van de ziekte de levenskwaliteit het meest naar beneden halen of welke veranderingen een wereld van verschil kunnen maken, al zijn ze nog zo klein. We moeten erover waken dat de belangen van de wetenschap en de maatschappij goed op elkaar afgestemd blijven. Daarvoor is constante communicatie nodig tussen onderzoekers aan de ene kant en zorgverstrekkers, beleidsmakers en burgers aan de andere kant.