Terug naar overzicht categorieën

Ethiek

Wetenschappelijke vooruitgang: wat is ethisch (on)verantwoord?

De uitdaging

Hoe meer de wetenschap greep krijgt op het menselijk bestaan en op de natuur, hoe groter de morele verantwoordelijkheid van de mens wordt. Welke impact heeft wetenschappelijk, biomedisch en technologisch onderzoek op mens en maatschappij? Dat is de vraag die de bio-ethiek zich stelt.

De problemen die in de hedendaagse bio-ethiek aan bod komen zijn niet gering: Hoe verhoudt kennis van de genetica zich tot het recht op privacy? Hoe gaan we om met abortus en eugenetica (het verbeteren van het menselijke ras)? Hoe staan we tegenover euthanasie? Hoe pakken we op een ethisch verantwoorde manier de klimaatverandering aan? Hoe gaan we om met genetisch gewijzigde organismen? Hoe kunnen we dierenrechten verenigen met de voedingsindustrie en wetenschappelijk onderzoek? Welke ethische vragen ontstaan bij de ontwikkeling van technologie zoals AI, zelfrijdende auto’s en zorgrobots?

Om die vragen te beantwoorden moeten we de doelstellingen van de wetenschap – kennis verwerven, waarheid nastreven en controle van de natuur bewerkstelligen – in evenwicht brengen met de doelstelling van de ethiek – het geluk van de mens bevorderen en een harmonieuze samenleving mogelijk maken. Het is daarbij van belang om in te zien dat wetenschap verweven is met macht, economische belangen en politiek beleid en daarom nooit geheel waardevrij kan zijn. Ethiek mag niet de waterdrager zijn van de wetenschap, maar moet een kritische tegenstem bieden wanneer de wetenschap processen op gang dreigt te brengen die het geluk van de mens bedreigen en het harmonieus samenleven verstoren of onmogelijk maken. We moeten ook blijven nagaan hoe de macht van de wetenschap kan worden gestuurd door een democratische politiek en een ethiek die gebaseerd is op dialoog en open discussie.

Hoe pakken we dit aan?

De uitdaging is om de ethiek niet in de marge van de wetenschap en het beleid te plaatsen, maar zich zelfstandig te laten ontwikkelen. Dat moet gebeuren in voortdurende dialoog en discussie met de wetenschap en de diverse betrokken partijen van het wetenschappelijk onderzoek: beleidsmakers, maar zeker ook belangengroepen zoals patiënten en gebruikers van nieuwe technologieën. Ook de burger moet bij die dialoog betrokken worden. Verder is het belangrijk om oog te blijven hebben voor de diversiteit van morele tradities in onze samenleving die de dialoog mee kunnen voeden. Nadenken over bio-ethische thema’s kan immers maar zinvol gebeuren als die discussie aansluit bij de reële ethiek van een samenleving, een cultuur, een tijdvak: de manier van leven en oordelen die ingebed is in een samenleving en een geschiedenis heeft. Vanuit die reële ethiek moet de meer gespecialiseerde, toegepaste ethiek de dialoog aangaan met de wetenschappen, het politieke beleid en de centra en instituten waar het wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt.

Universiteiten spelen in de sturing van die dialoog een cruciale rol: zij moeten interdisciplinair onderzoek bevorderen, ruimte geven aan ethiek in de opleidingen (zowel in wetenschappelijke en biomedische richtingen als in technologische), en tot slot de eigenheid van morele reflectie onderzoeken en onderrichten. Het politieke beleid moet de ethische reflectie stimuleren door burgerfora te organiseren rond specifieke ethische thema’s, en door de universiteiten te ondersteunen bij het behoud en de ontwikkeling van kritisch, onafhankelijk denken.