Terug naar overzicht categorieën

Omgang dieren

Hoe zullen we in de toekomst omgaan met dieren?

De uitdaging

Dieren zijn niet weg te denken uit onze samenleving. Ze krijgen verschillende rollen toebedeeld: huisdieren maken deel uit van een gezin, productiedieren zoals kippen en varkens voorzien ons van voedsel, proefdieren helpen ons om geneesmiddelen te ontwikkelen en wilde dieren dragen bij aan de biodiversiteit en het toerisme. In veel van die rollen staan dieren ten dienste van de mens. Dat betekent dat we mee verantwoordelijk zijn voor hun welzijn. Steeds vaker weerklinkt de roep om een duidelijk wettelijk kader rond dierenwelzijn. En met dieren in hun natuurlijke omgeving moeten we het contact dan weer beperkt houden, behalve om hen bescherming te bieden.

Daarnaast is het zinvol om de interactie met dieren te beperken wanneer dat niet noodzakelijk is. Door bovendien het gedrag van dieren beter te begrijpen, kunnen we betere ethische keuzes maken over hoe we met hen moeten omgaan.

Hoe pakken we dit aan?

Een antwoord vinden op bovenstaande vragen kan alleen als verschillende vakgebieden de handen in elkaar slaan. Zo is er binnen het proefdieronderzoek veel aandacht voor de drie V’s: verfijnen, verminderen en vervangen. Daarbij proberen onderzoekers dierproeven efficiënter te maken (verfijnen) en het aantal proefdieren te verminderen. Indien mogelijk worden proefdieren volledig vervangen. Daarvoor kijken we naar nieuwe ontwikkelingen zoals organen-op-een-chip: clusters van menselijke
cellen op een computerchip. Zo’n mini-orgaantje kan volstaan om medicijnen te testen. Nieuwe computermodellen kunnen het gebruik van proefdieren nog verder terugdringen. Virtual reality kan bovendien proefdieren vervangen die voor educatieve doeleinden ingezet worden.

Doorgedreven gedragsonderzoek is in elke sector belangrijk om dierenleed tot een minimum te beperken. Dat geldt voor proefdieren, maar zeker ook voor (wilde) dieren in natuurgebieden in de buurt van mensen. Meer onderzoek naar hun gedrag kan leiden tot minder spanningen en een vlottere interactie met mensen in omliggende woongebieden. Bovendien kunnen uit de onderzoeksresultaten aanbevelingen voortkomen die leiden tot een beter beheer van die gebieden en hun inwoners.


Ook in de voedingsindustrie groeit de aandacht voor dierenwelzijn. Vlees wordt steeds vaker vervangen door andere bronnen van hoogwaardige eiwitten, zoals insecten, peulvruchten en zeewier, en in de toekomst misschien zelfs kweekvlees, dat nu nog in de onderzoeksfase zit. Zulke alternatieven beperken het leed van productiedieren als runderen, varkens en kippen. Daarnaast zijn ze beter voor het milieu, het klimaat en onze gezondheid en vormen ze een manier om de stijgende wereldbevolking te blijven voeden. De omschakeling naar future-proof voedsel vraagt wel een mentaliteitswijziging. Die kan er komen door nieuwe producten optimaal aan te passen aan de marktvraag.

Tot slot: dat zoogdieren een eigen persoonlijkheid hebben, weten we al een tijdje. Net als mensen kunnen honden en apen een eigen karakter hebben. Recent onderzoek toont aan dat dat ook geldt voor diersoorten uit andere klassen, zoals meeuwen en zelfs vlinders. Hun persoonlijkheid zorgt ervoor dat bepaalde dieren bijvoorbeeld meer succesvol zijn in hun voortplanting, en daardoor bepalen ze mee het gedrag van toekomstige generaties. Door dieren meer als individuen te zien, kan ook het respect voor hen groeien.