Terug naar overzicht categorieën

Klimaatverandering

Welke gevolgen heeft de klimaatverandering voor het leven op aarde en wat kunnen we eraan doen?

De uitdaging

Al sinds de aarde bestaat, vindt klimaatverandering plaats. Maar behalve bij enorme natuurrampen zoals meteorietinslagen, ging die verandering waarschijnlijk nooit zo fenomenaal snel als vandaag. Planten en dieren moeten zich aan het veranderende klimaat aanpassen ofwel migreren naar plaatsen waar de omstandigheden gunstiger zijn. Maar doordat de mens het landschap zo versnipperd heeft, kunnen de organismen de verschuivende klimaatzones moeilijk, soms zelfs onmogelijk blijven volgen. Tropische regenwouden opereren nu al net onder hun optimale temperatuur, in de koelere subtropen is het dan weer te droog. Arctische en antarctische vispopulaties kunnen niet verder migreren richting de polen, dieren en planten in het hooggebergte kunnen niet nog hoger opschuiven. Kortom, planten en dieren sterven sneller uit door de invloed die de mens uitoefent op de planeet.

De voorbije 10.000 jaar was het klimaat relatief stabiel en voorspelbaar, althans in koud-gematigde streken. Dat droeg bij tot de ontwikkeling en het algemene succes van de landbouw. Nu zorgt de opwarming echter voor een minder voorspelbaar klimaat, met frequente droogtes en hittegolven in de zomer en meer stormen tijdens heel het jaar. Het klimaat, gekenmerkt door extreem weer, leidt tot mislukte oogsten, meer watertekorten en overstromingen. De totale economische kost daarvan wordt steeds groter. Nog belangrijker is de groeiende onzekerheid, die protectionisme in de hand werkt en ecologisch duurzame oplossingen belemmert. Kortom: de klimaatopwarming moet dringend worden aangepakt.

Hoe pakken we dit aan?

In het klimaatakkoord van Parijs hebben verschillende landen afgesproken om de klimaatopwarming te beperken tot minder dan 2 graden Celsius (ten opzichte van het begin van de waarnemingen in het midden van de negentiende eeuw). Dat doel is nog altijd haalbaar, maar dan moeten we onmiddellijk actie ondernemen op heel veel fronten. De oplossingen gaan van puur technologische ingrepen tot behoudender omgaan met onze aarde en onze ontwikkeling ecologisch duurzaam maken.

  1. Elke tien jaar moeten we het gebruik van fossiele brandstoffen halveren om rond 2070 op nul te eindigen. Om de vraag naar energie te blijven dekken, moeten we de productie van hernieuwbare energie om de vijf jaar verdubbelen. Dat is een taak voor overheden op elk niveau, maar burgers kunnen er ook toe bijdragen door zo weinig mogelijk energie te verbruiken.


  2. Ook moet ons bodemgebruik drastisch anders. Doordat de wereldbevolking blijft groeien en de vraag naar vlees blijft stijgen, worden op grote schaal bossen gekapt. Dat veroorzaakt een enorm verlies aan biodiversiteit en versterkt tegelijk de klimaatopwarming. Bossen absorberen 30 procent van de jaarlijkse CO2-uitstoot door de mens. Hoe minder bos, hoe minder CO2 er wordt opgenomen en hoe groter de inspanning wordt om de klimaatopwarming te stoppen. Door minder vlees te consumeren, kunnen we een deel van de huidige landbouwgrond opnieuw in bos omzetten. Een ander deel kunnen we gebruiken om duurzame biomassa-energie te produceren of om gewassen voor de mens te telen.


  3. Om bedreigde dier- en plantensoorten te redden, zijn speciale maatregelen nodig. Die zullen echter niet meer volstaan.


  4. We moeten ‘negatieve emissietechnologieën’ inzetten om het teveel aan CO2 uit de lucht te halen. Door uit die CO2 nieuwe materialen te maken, halen we er economische voordelen uit. Daarnaast moeten we werken aan meer weerbare bodems, die gewassen minder gevoelig maken aan klimaatextremen als droogte en wateroverlast.


  5. Om de klimaatverandering grondig aan te pakken is multidisciplinaire samenwerking nodig tussen onder anderen ecologen, geologen, ingenieurs, economen, chemici en juristen. Bovendien moeten alle sectoren en gemeenschappen samenwerken om onze verwachtingen en ons gedrag te veranderen. En dat zowel op lokaal, nationaal als internationaal vlak.