Terug naar overzicht categorieën

Infectieziektes en antibioticaresistentie

Kunnen we infectieziektes efficiënt en veilig voorkomen en behandelen? Hoe gaan we daarbij om met resistentie tegen antibiotica?

De uitdaging

Infecties door virussen, bacteriën, schimmels en parasieten veroorzaken wereldwijd nog steeds veel ziekte en sterfte. Het gevecht tegen gekende infectieziektes is eindeloos. Daarnaast is er de permanente dreiging dat ongekende of zeldzame infectieziektes plots tot een epidemie zullen uitgroeien.

Heel wat factoren hebben infectieziektes al in sterke mate teruggedrongen: betere woningen, sanitaire voorzieningen, toegang tot zuiver water en hygiënische maatregelen. Bovendien kan de mens zich beschermen tegen microbiële indringers dankzij een doeltreffend afweersysteem. Daarnaast zijn er veilige en doeltreffende vaccins die een dertigtal ernstige infectieziektes kunnen voorkomen. En we kunnen antibiotica inzetten tegen zeer uiteenlopende ziekteverwekkers. Die antimicrobiële geneesmiddelen moeten we echter zeer gericht inzetten, en met mate. Bacteriën kunnen zich immers aanpassen aan antibiotica en er ongevoelig voor worden. Zulke resistente bacteriën komen voor bij mensen, maar ook bij dieren en in onze omgeving. Ze kunnen zich verspreiden tussen mensen, dieren of in de omgeving, andere bacteriën resistent maken tegen antibiotica en ziektes verwekken. Ook schimmels, virussen en parasieten kunnen zo’n weerstand ontwikkelen als ze blootgesteld worden aan bepaalde antimicrobiële middelen.

Slagen we er niet in om voldoende mensen te vaccineren of gebruiken we geneesmiddelen niet oordeelkundig? Dan kunnen infectieziektes die schijnbaar uitgeroeid waren of vlot behandelbaar leken, terugkomen. Met alle gevolgen van dien.

Hoe pakken we dit aan?

Uiteraard moeten we blijven zoeken naar nieuwe vaccins om infectieziektes te voorkomen, en naar nieuwe geneesmiddelen. Farmaceutische bedrijven moeten worden aangemoedigd om nieuwe antibiotica en andere antimicrobiële middelen te ontwikkelen. Die nieuwe middelen mogen wel pas gebruikt worden als het echt nodig is en er geen alternatief voorhanden is, om te voorkomen dat er ook daartegen snel resistentie zou ontstaan.

Om bestaande vaccins en geneesmiddelen zo zorgvuldig mogelijk te gebruiken, moeten alle betrokken sectoren samenwerken, waaronder de geneeskunde in ziekenhuizen en erbuiten, de diergeneeskunde, de landbouw en de veeteelt (de zogenaamde One Health-aanpak). Om beter te begrijpen waarom sommige mensen zichzelf of hun kinderen niet laten vaccineren, moeten biomedische wetenschappers samenwerken met sociologen, communicatiewetenschappers en andere humane wetenschappers. Ook moeten die wetenschappers onderzoeken waarom sommige artsen al te vaak en onnodig antibiotica voorschrijven. Vaak gebeurt dat omdat de arts onzeker is over de diagnose. Daardoor kan (vermeende) druk van de patiënt gaan meespelen om antibiotica te geven. Om dat gedrag te veranderen, ontwikkelen wetenschappers interventies, zoals trainingen in communicatievaardigheden om de echte vraag van de patiënt bespreekbaar te maken. Ook sneltesten, die de arts snel meer zekerheid geven over de diagnose, zullen tot een beter voorschrijfgedrag leiden.

En wat als er een epidemie optreedt met een nog onbekende ziekteverwekker? Onderzoekers wereldwijd werken samen om snel epidemiologisch en klinisch onderzoek te kunnen opstarten. Op dit moment duurt het nog te lang om daarvoor de nodige goedkeuringen te krijgen en infrastructuur op te zetten. We kunnen internationaal veel sneller reageren als we dat beter voorbereiden en klaarstaan met de nodige infrastructuur.