Terug naar overzicht categorieën

Luchtvervuiling

Hoe voorkomen we luchtvervuiling en hoe pakken we die aan?

De uitdaging

Er bestaan natuurlijke bronnen van luchtverontreiniging, maar de mens is toch de grootste vervuiler. Denk maar aan zure regen, het gat in de ozonlaag, smog, stikstofoxiden, fijn stof, roet enzovoort. De luchtkwaliteit is de voorbije jaren wel systematisch verbeterd. Gedragsveranderingen zoals het verbod op cfk’s blijken een belangrijke impact te hebben. Het is dus niet te laat.

Maar doordat bepaalde bronnen schoner worden, zoals het verkeer, vervuilen andere bronnen nu procentueel meer dan vroeger, bijvoorbeeld houtverbranding. Ook zorgt de wereldwijde verstedelijking voor nieuwe ‘hotspots’ waar de luchtkwaliteitsnormen vaak worden overschreden. In de grote steden vind je bijvoorbeeld een opstapeling van luchtverontreiniging in de zogenaamde street canyons, straten met aan weerszijden aaneengesloten hoge bebouwing.

Fijn stof en huishoudelijke oplosmiddelen hebben zowel acute als chronische effecten op de gezondheid. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat er elk jaar zeven miljoen doden vallen door luchtvervuiling binnen en buiten. Luchtverontreiniging veroorzaakt ademhalingsproblemen en hart- en vaatziektes. Ook zou het heel wat chronische (ontstekings) ziektes mee veroorzaken of verergeren. Vervuilende deeltjes bereiken immers niet alleen onze longen, maar via de longblaasjes ook de bloedbaan. Zo komen ze in heel ons lichaam terecht.

De Wereldgezondheidsorganisatie heeft nog geen grens voor fijn stof kunnen bepalen waaronder we geen negatieve effecten meer ondervinden op onze gezondheid. In een toekomst waarin de impact van de mens op het milieu centraal staat, net als het welzijn van de bevolking, moeten we dus zeker rekening houden met luchtkwaliteit.

Hoe pakken we dit aan?

We moeten als wetenschappers eerst en vooral de effecten of problemen correct identificeren en inschalen. Doorheen de jaren zijn zulke geïdentificeerde problemen aangepakt met verschillende beleidsmaatregelen. Goede samenwerking tussen onderzoek en beleid staat hier dus centraal.

Er is zowel nood aan gedragsverandering als aan technologische oplossingen. Wat kunnen die oplossingen zijn?

De bron aanpakken, dus de vervuiling verminderen. Hiervoor moeten we doorgedreven onderzoek voeren naar nieuwe materialen die op een schone manier geproduceerd kunnen worden en nauwelijks vervuilende moleculen vrijgeven. Ook moeten we nieuwe energietechnieken ontwikkelen, zoals de aanmaak van schone brandstof: efficiënte zonnepanelen, verbeterde batterijen voor huis en wagen, waterstof als schone energiedrager omdat die na ontbranding enkel water levert als restproduct, enzovoort.

De blootstelling aan vervuiling aanpakken door het gedrag van mensen te wijzigen, slimme fietswegen aan te leggen, de stedelijke architectuur aan te passen …

De bestaande en toekomstige vervuiling aanpakken. Filtratiesystemen zijn mogelijk, maar zorgen niet voor een duurzame oplossing. Ze houden de vervuiling vast, maar neutraliseren ze niet. Hier kunnen we alternatieve zuiveringstechnologieën inschakelen die op zonlicht, plasma of andere energie-efficiënte bronnen werken.

De natuur is hierbij een belangrijke partner. Planten en micro-organismen kunnen vervuilende stoffen opvangen en afbreken, wat we bioremediatie noemen. Ook kunnen we groen in de infrastructuur inpassen, zoals groene wanden en daken in steden en groene zones langs autowegen. De manier waarop we stedelijk groen inplanten, kan bovendien een effect hebben op de verspreiding van lokale luchtverontreiniging of de ‘verdunning’ ervan. In omgevingen zoals street canyons moeten we opletten dat stadsbomen de luchtstromen niet verhinderen om de polluenten af te breken (verdunnen). Daar staat tegenover dat de bomen en hun micro-organismen zelf polluenten uit de lucht kunnen filteren en eventueel kunnen verdunnen.