Dagelijks hoor je observaties over ‘hoe iemand is’. Mensen zoeken verklaringen voor het gedrag of de voorkeuren van anderen: ‘Hij is net zoals zijn vader!’ ‘Vrouwen zijn toch meer empathisch dan mannen.’ ‘Hoe kan jij dat nu mooi of leuk vinden?’. Als we ons afvragen wat ons maakt tot wie we zijn, vragen we ons tegelijk af waarom mensen van elkaar verschillen.
We weten al een tijd dat ‘nature’ (aanleg) én ‘nurture’ (opvoeding) een rol spelen in de ontwikkeling van mensen: het biologische en de sociaal-culturele omgevingskenmerken. Kleine voorkeuren of bredere persoonlijkheidstrekken kunnen het gevolg zijn van genetica of socialisatie (opvoeding). Daarnaast kunnen specifieke ervaringen de ontwikkeling bepalen: trauma, geweld, maar ook het gevoel van aanvaard of geliefd te zijn.
Maar daarmee weten we nog niet alles. De persoonlijkheid, interesses en voorkeuren van mensen zijn het resultaat van een complex samenspel van factoren. We weten nog niet helemaal hoe biologie en milieukenmerken met elkaar samengaan en op elkaar inwerken. De vraag wie je bent, zowel individueel als maatschappelijk, hangt ook sterk samen met je geschiedenis. Het individuele (familie)traject past altijd in een breder maatschappelijk verhaal. Kinderen van de collaboratie staan bijvoorbeeld anders in het leven dan mensen zonder beladen politiek verleden.
Verschillende wetenschappen verklaren elk voor een deel die verschillen tussen mensen. Maar het blijft zoeken naar hoe die puzzelstukjes in elkaar passen. Bijvoorbeeld: hoe kunnen familiale achtergrond en kenmerken van het sociaal-culturele milieu een biologische aanleg versterken? Of een gebrek aan die aanleg compenseren.
Die vragen moeten we bestuderen. De antwoorden kunnen ons helpen om grotere maatschappelijke vragen beter te kaderen, rond (on)gelijkheid, gelijke kansen en (individuele) verantwoordelijkheid. Ook kunnen ze helpen om maatschappelijk ongewenst gedrag te voorkomen en de gezondheid en het (mentaal) welbevinden te stimuleren, zowel bij kinderen als volwassenen.
Waarom zijn we wie we zijn? En hoe moeten of kunnen we maatschappelijk omgaan met de verschillen tussen mensen en groepen? Om deze vragen te beantwoorden, is een diepgaande dialoog nodig tussen verschillende takken van de wetenschap. Naast genetici en neurowetenschappers spelen ook filosofen, historici en ethici hierin een belangrijke rol. Studenten moeten al vroeg in hun opleiding meekrijgen hoe belangrijk dit interdisciplinair onderzoek is en hoe hun discipline hierin kan meespelen.