Terug naar overzicht categorieën

Armoede

Krijgen we armoede ooit de wereld uit en hoe dan?

De uitdaging

De armoede in de wereld houdt zowel burgers als wetenschappers al lange tijd bezig. Hoe kunnen we die armoede aanpakken op financieel vlak (inkomen en vermogen), op materieel vlak (eigendommen) en vooral ook op relationeel vlak (impact op sociale contacten)? Zowel binnen als buiten Vlaanderen zijn honger en armoede actueler dan ooit. Waar mensen na de Tweede Wereldoorlog min of meer op gelijke voet stonden en iedereen van nul opnieuw moest beginnen, worden we vandaag opnieuw vaker geconfronteerd met armoede en ongelijkheid op diverse vlakken. Dat zorgt voor uitsluitingsprocessen en spanningen in onze mondiale samenleving. Hoe is het zover kunnen komen? Het achterhalen van de oorzaken is van groot belang om mogelijke oplossingen te kunnen vinden. Al moeten we ons tegelijk ook durven afvragen: kan (een beetje) ongelijkheid ook een aantal voordelen en prikkels bieden?

Hoe pakken we dit aan?

Het aanpakken van ongelijkheid en armoede vraagt bij uitstek een interdisciplinaire samenwerking.

Armoede is namelijk een combinatie van tekorten op financieel, materieel en sociaal vlak. Denk bijvoorbeeld aan een gezin dat in een kleine, ongezonde woning leeft en met een heel beperkt inkomen moet rondkomen: daardoor komt er vaak ook ongezonde voeding op tafel en behoren hobby’s of hogere studies niet tot de mogelijkheden. Armoede is vaak een kluwen van factoren, en dat kluwen aanpakken kan alleen als heel wat partners en sectoren de handen in elkaar slaan. We spreken onder meer over sociaal werk, sociologie, geneeskunde, economie, recht en ingenieurswetenschappen. Concrete onderzoeks­pistes voor zulke interdisciplinaire teams zijn bijvoorbeeld: hoe komt iemand in armoede terecht? Kan een vast basisinkomen mensen uit de armoede halen? Welke invloed heeft armoede op opgroeiende kinderen? Is ongelijkheid per definitie slecht? En stimuleert ongelijkheid mensen?

Een referentiebudget bepalen waar mensen menswaardig van kunnen leven – een minimuminkomen, zeg maar – is niet zo eenvoudig. Gerenommeerde onderzoeken verwijzen enerzijds naar pijlers als voeding, huisvesting, gezondheidszorg, kleding, rust en ontspanning (onder de noemer ‘gezondheid’) en anderzijds naar een veilige kindertijd, betekenisvolle relaties, mobiliteit en veiligheid (onder de noemer ‘autonomie’). Die twee uitgangspunten vormen nog steeds een goed vertrekpunt om referentiebudgetten te bepalen. Er kunnen wel grote verschillen bestaan tussen landen en regio’s, afhankelijk van de specifieke nationale en regionale context. Hoe bepalen we een minimuminkomen op een ethisch verantwoorde en rechtvaardige manier? In een volgende stap moeten we bekijken hoe we zulke berekeningen concreet kunnen doorvertalen naar specifieke deeldomeinen, zoals voeding, wonen of zorg. Die opsplitsing verdient meer aandacht om de heel algemene aanpak van armoede (als containerbegrip) te counteren.